Het moet zo rond de 23e november van 1866 zijn geweest toen een aantal Wognumse mannen besloot tot de oprichting van rederijkerskamer “De Oefenschool”. Zoveel wordt wel duidelijk als je de vergeelde stukken er op naslaat in het Westfries Archief. Hoewel er juist van het eerste driekwart jaar geen notulen meer blijken te zijn, wordt uit de notulen van 23 november 1867 duidelijk dat ‘de kamer’ op dat moment één jaar bestond. We zijn dus ooit begonnen als rederijkerskamer. Volgens Wikipedia is een rederijker ‘iemand die de welsprekendheid beoefent’. En wanneer je de notulen erop naslaat blijkt dat ook één van de belangrijkste zaken te zijn waar men zich mee bezig hield. In iedere vergadering waren er wel leden die een voordracht deden. Daarnaast werd er vaak nog voor een gemeenschappelijke voorstelling geoefend. Uit de notulen van 5 juli tot 23 november 1867 wordt veel duidelijk van hoe het er in die tijd toe ging….
5 juli 1867
Met zeven stemmen tegen één wordt het voorstel van de secretaris (J. Winkel) aangenomen dat er 25 cent boete betaald moet worden wanneer je niet aanwezig bent bij de repetitie van een stuk waarin je meespeelt. Lid E. Koos heeft zijn tekst voor de voordracht thuis laten liggen en verzoekt zijn voordracht tot de volgende vergadering uit te stellen. Er wordt geoefend voor de stukken “De Vloek” en “Patelijn”. De president (J. Swagerman) meldt dat er nog geen ‘kunstlievende leden’ (donateurs dus) zijn en stelt voor om met een lijst hiervoor rond te gaan; de secretaris meldt zich vrijwillig aan om dit op zich te nemen. Lid J. Pijl was niet tevreden met zijn rolletje maar krijgt geen gehoor bij de president. ‘De rollen zijn nu eenmaal verdeeld en dit blijft zo’. Verder lezen we dat hierover nog ‘een weinig werd gedisputeerd’.
6 september 1867
In de vergadering wordt iemand gezocht die ‘den penningmeester behulpzaam kan zijn bij de voorstelling’. Met meerderheid van stemmen wordt E. Klaver hiertoe benoemd.
13 september 1867
De leden die een voordracht deden komen er niet zo goed vanaf. De ene krijgt aanmerkingen op het uitspreken van sommige woorden, de andere op de wijze van voordracht. Ook wordt een voorstel aangenomen om de commissarissen van orde voortaan als onderscheidingsteken een band om de arm te geven.
21 september 1867
Er wordt voor drie stukken tegelijk gerepeteerd. De president maakt bekend ‘om gewichtige redenen’ niet bij de uitvoering op 11 oktober te kunnen zijn. De voorstelling wordt daarom verzet van 9 en 11 oktober naar 7 en 9 oktober. Dat kon toen blijkbaar nog zo kort voor de uitvoeringsdatum.
18 oktober 1867
De voorstelling blijkt bijgewoond te zijn door zo’n 160 personen. Er worden drie nieuwe stukken met rolverdeling bekend gemaakt om te gaan spelen. Iedereen is tevreden over de rolverdeling behalve lid J. Pijl. Hij bedankt dan ook als lid…..
26 oktober 1867
De vergadertijd voor de vrijdagavond wordt op half zeven gezet. De volgende stukken zullen op 9 en 12 december worden opgevoerd en wie zijn tekst op 29 november nog niet kent krijgt een boete van 25 cent….
23 november 1867
Bij afwezigheid van de president leidt lid Bos de vergadering. Hij wil graag even aandacht voor de eerste verjaardag van de kamer. In zijn toespraak wijst hij erop hoe klein ze zijn beginnen en tot welke grote uitkomsten dit heeft geleid. Hij spreekt de wens uit om de kamer zo lang mogelijk te laten bestaan. De eerste fles wordt aangerukt en men ledigt de glazen met de kreet “Leve de Oefenschool”. Aangezien één fles niet toereikend is, wordt een tweede fles geopend. De secretaris wil nu graag toosten op de gezondheid en het welzijn der leden en dan vooral op die van Koojj omdat hij veel heeft bijgedragen met zijn muziek en het goed vervullen van de komische rollen. Met een “Leve Kooij” nuttigt ieder zijn tweede glas. Lid D. Winkel laat voor de derde maal de glazen vullen. Hij proost op de verdiensten van de secretaris en lid Bos – die hij als eigenlijke ontwerpers van het plan ziet om een kamer op te richten – en op de eerste leden Van Waas en Kooij voor hun medewerking vanaf het begin.
Het lijkt er dus op dat de heren Winkel, Bos, Van Waas en Kooij als oprichters van De Oefenschool gezien kunnen worden. Waarvan acte!